Suriname, 23 februari 2009
Deze ochtend worden we om zes uur gewekt door de roep van een Marbled Wood Qail. Ook een Tropical Screech Owl laat zich rond dit tijdstip nog horen met zijn zachte roep.
Voor een deel van de groep komt de nieuwe bestemming als geroepen, want vier nachten in de hangmat onder een lek rieten afdak is niet iedereen goed bevallen. We pakken de spullen in en rijden voor de laatste keer over de savanne. In een winkel in Biki Poika, een houten keet met koopwaar en een verkoopster achter kippengaas worden een tandenborstel en andere kleinigheden gekocht. Daarna vertrekken we naar het westen. De totale afstand over de weg naar Witagron bedraagt zo’n honderd kilometer. Het wegdek is de eerste veertig kilometer zo slecht, dat we hier al vier uur over doen. Hierdoor komen we krap in de planning te zitten. We besluiten een korte stop te maken om te lunchen. We vinden een plekje langs een kreek en kijken ondertussen wat rond. We zien veel hagelpatronen op de grond en vinden schedels van een Agouti en een Great Currassow, aanwijzingen dat op deze plek regelmatig gestroopt wordt.
Gaandeweg wordt de weg gelukkig beter. Om vier uur ’s middags komen we aan in Witagron. De boot met alle bagage en proviand wordt propvol gestouwd en als we deze zien vertrekken, wordt er aan boord flink gehoosd om de boot drijvende te houden. Wij vertrekken in een boot met een grotere motor en varen in flink tempo naar Foengoe Island. Tijdens de tweeënhalf uur durende tocht zien we Blue-and-yellow Macaw, Black-collared Swallow en Purple Martin.Vanaf de rivier zien we de Voltzberg liggen. We komen aan in de schemer. Voor het eerst sinds vier dagen is er weer Parbo-bier te krijgen; lauw, maar toch lekker. Bert en Martijn delen hun tweepersoonskamer met een vogelspin, die zij Victor noemen.
Voor een deel van de groep komt de nieuwe bestemming als geroepen, want vier nachten in de hangmat onder een lek rieten afdak is niet iedereen goed bevallen. We pakken de spullen in en rijden voor de laatste keer over de savanne. In een winkel in Biki Poika, een houten keet met koopwaar en een verkoopster achter kippengaas worden een tandenborstel en andere kleinigheden gekocht. Daarna vertrekken we naar het westen. De totale afstand over de weg naar Witagron bedraagt zo’n honderd kilometer. Het wegdek is de eerste veertig kilometer zo slecht, dat we hier al vier uur over doen. Hierdoor komen we krap in de planning te zitten. We besluiten een korte stop te maken om te lunchen. We vinden een plekje langs een kreek en kijken ondertussen wat rond. We zien veel hagelpatronen op de grond en vinden schedels van een Agouti en een Great Currassow, aanwijzingen dat op deze plek regelmatig gestroopt wordt.
Gaandeweg wordt de weg gelukkig beter. Om vier uur ’s middags komen we aan in Witagron. De boot met alle bagage en proviand wordt propvol gestouwd en als we deze zien vertrekken, wordt er aan boord flink gehoosd om de boot drijvende te houden. Wij vertrekken in een boot met een grotere motor en varen in flink tempo naar Foengoe Island. Tijdens de tweeënhalf uur durende tocht zien we Blue-and-yellow Macaw, Black-collared Swallow en Purple Martin.Vanaf de rivier zien we de Voltzberg liggen. We komen aan in de schemer. Voor het eerst sinds vier dagen is er weer Parbo-bier te krijgen; lauw, maar toch lekker. Bert en Martijn delen hun tweepersoonskamer met een vogelspin, die zij Victor noemen.
<< Homepage